Digitale Bronbewerkingen © Yves De Baets | Home | Index | |
Het doopsel "sub conditione".
In de kerkelijke doopregisters komt men regelmatig doopakten tegen waarin de pastoor in het Latijn schrijft dat hij het kind, "sub conditione", onder voorwaarde doopt. De reden hiervoor is dat het waarschijnlijk om een "moeilijke bevalling" ging en dat de vroedvrouw tijdens de bevalling het gedeeltelijk geboren kind reeds gedoopt heeft om er zeker van te zijn dat bij noodlottige afloop het zieltje recht naar de hemel zou gaan. De vroedvrouw moest hiervoor strikte doopregels eerbiedigen die door de kerk waren opgelegd en door de overheid waren bevestigd. Als voorbeeld geven we hierna die onderrichtingen zoals ze in 1698 te Brussel waren uitgevaardigd. De pastoor mocht twijfelen of de vroedvrouw wel strikt de onderrichtingen gevolgd had en het sacrament van het doopsel dus wel geldig was. Uit voorzorg doopte hij toch nog eens het kind "onder voorwaarde. Zo had men ten minste de absolute zekerheid dat het kindje geldig gedoopt was!
I N S T R U C T I E
E N D E R E G U L E
Die by die Vroede Vrouwen sal moeten achter-volght worden in
occasie van noodt ende peryckel, ten regarde van het Doopsel van jonghe
Kinders, die gheboren zyn, oft andersints in vreese van niet volkomentlyck gheboren
te worden.
I.
Eerst sullen die vroede
vrouwen in occasie daer vreese is van flauwigheyt, ofte van sterven, schuldigh
zyn het jonck geboren Kindt met waerachtigh ende naturelyck water af te
wasschen, ende met eenen sprecken dese woorden :
I C K
D O O P E U I N
D E N N A E M E D E S
V A D E R S,
E N D E
D E S S O O N S, E N D E
D E S H E Y L I G H E N
G E E S T S,
A M E N.
II.
Ende sullen de selve
Vroede-vrouwen hier inne die intentie, van te doen het gene CHRISTUS onsen Heere
heeft inneghestelt, ende t’gene die H. Kercke is ghebruyckende.
III.
Ende hoe wel datter niet van
noode en is seer veele waters daer toe te ghebruycken, soo sullen die selve
Vroede-vrouwen hier op letten, dat sy moeten ghebruycken soodanighe quantiteyt,
dat men seggen magh, dat het jonck Kindt daer mede afghewasschen is.
IV.
Voorder, soo is het noodigh
t’Kindt op ’t Hooft te doopen, als het gheschieden kan, ende zyn schuldigh toe
te sien, dat het water behoorelyck raeckt het lichaem van het Kindt, ende niet alleenelyck het hayr, oft helmet; maer
oock het selve lidtmaedt, d’welck soude mogen bedeckt zyn.
V.
Item soo wanneer eenighe van
de lidtmaeten van het Kindt maer en zyn geboren, ende datter vreese is, dat het
selve soude sterven al-eer geheel gheboren te wesen, soo sullen sy het Kindt
doopen op de lidtmaeten, die hun alreede verthoonen, somtyts op conditie, ende
somtyts sonder conditie, naer die geleghenheyt hier onder verhaelt.
VI.
Item soo verre dat het Hooft
gebooren is, ende dat men bemerckt peryckel te wesen, ende dat men nochtans
bemerckt het selve te leven, soo sullen sy het Hooft absolutelyck wasschen met
naturelyck water, hier voorens gheruert, ende doopen op die maniere boven
verhaelt.
VII.
Maer soo wanneer dat men
twyfelt, oft alsulcke Kindt al-noch is levende, soo salmen het doopen in deser
veughen, ende op conditie als volght:
I S T D A
T G Y B E Q U A E M Z Y
T O M H E T D O O P S E L
T’ O N T F A N G E N, S O O D O O P E I C K
U I N D E N N A E M
D E S
V A D E R S, E N D E D E S
S O O N S, E N D E D E S
H E Y L I G H E N G H E E S T, A M E N.
VIII.
Item oft het geviele, datter
maer en soude geboren wesen eene Handt, Been, ofte Arm, ende dat men niet
secker en is oft het Kindt levendigh is, ofte niet, soo salmen als voren
ghebruycken het Doopsel conditioneel : I S T
D A T G Y
B E Q U A E M Z Y T, &c. doch men moet sich met
sulcken Doopsel evenwel niet gerust houden; maer soo wanneer het Hooft, ofte
die Borste geboren is, ende men niet secker en siet, ofte het Kindt levendigh
is, ofte niet, soo moet men het Kindt doopen op het Hooft, oft in gevalle men
daer aen niet en can gereacken, aen de Borst, soo sal men seggen:
I S T D A
T G Y B E Q U A E M Z Y T,
&c.
IX.
Item in ghevalle datter
peryckel is van sterven, al-eer datter eenigh lidtmaet gheboren is, ofte sich
verthoont, ende dat nochtans die Vroede-vrouwe t’selve Kindt soude konnen
raecken: ofte wasschen, soo sal sy in sulcken ghevalle t’selve Kindt doopen op
conditie, ghebruyckende als voren: die woorden,
I S T D A
T G Y B E Q U A E M Z Y T,
&C.
X.
Ende naermaels
gheschiedende, datter eenigh lidtmaet te voorscheyn komt, soo is het even wel
noodigh het Hooft, ofte Borste wederomme te raecken, ende te doopen onder die
ghemelde conditie: I S T D A T G Y, &c.
XI.
Welcke voorsz. woorden met
aendachtigheydt moeten uyt-ghesprocken worden, ende precise sonder
veranderinghe, ter wylen dat men het selve Kindt in der manieren voorsz. is
wasschende, ende doopende, ende sullen die Vroede-vrouwen met aendachtigheyd
considereren, dat sy lieden alsoo gheautoriseert worden, om t’exerceren een
werck van groote authoriteyt, by Godt den Heere inghestelt.
Aldus geordonneert,
gestatueert, ende ter grooter puyen aff van desen Stadt Huyse hergepubliceert
ter presentie van Myne voorsz. Heeren die Amptman, Borgemeesters, Schepenen,
Tresoriers, Rentmeesters, ende Raedt der Stadt Brussel op den 12. November.
1733.
Ende was onderteeckent,
P.J. DE GREVE loco J.J. ZEGERS