ADEGEM

Historisch overzicht door Hugo Notteboom

De hervorming

Op het einde van de zestiende eeuw kent men in onze streek de opkomst en de snelle uitbreiding van het Calvinisme. Tussen de behoudsgezinde katholieke bevolking en de hervormingsgezinde protestanten namen de spanningen snel toe, wat eindigde met de beeldenstorm.

De beeldenstorm, een uiting van volkswoede tegen vele bestaande misbruiken in de katholieke kerk, begon in het huidige Frans-Vlaanderen. Als een olievlek breidde de beeldenstorm zich over geheel Vlaanderen uit. Hoeveel onschatbare kunstwerken zijn toen niet voor altijd vernietigd!

In Adegem werd de kerk door ketters verwoest. Ongetwijfeld hebben ze het interieur ook wel grondig aangepakt. In de kerk van Oostwinkel gebeurde de beeldenstorm zelfs met medewerking van de pastoor die zijn parochianen aanspoorde alles kort en klein te slaan onder voorwendsel dat het al ketterij was.

Een deel van de Adegemse bevolking was de nieuwe leer zeker genegen: in 1566 en 1567 woonden talrijke Adegemnaars de preken bij in Eeklo. Een zekere Balthazar van Beaumont, ouderling of predikant te Tielt werd op een vergadering te Gent (3 november 1578) bereid gevonden om te Adegem en te Sint-Laureins de nieuwe eredienst te verkondigen.

In geen enkele kerk in de streek was het nog mogelijk om de eredienst naar behoren te vervullen.
In Adegem bestond er van 1578 tot 1583 een georganiseerde calvinistische kerkgemeenschap: ze maakten daartoe een gedeelte van de kerk weer bruikbaar.

De «ketters» werden zeer streng vervolgd

In 1604 werd in Adegem, evenals in Maldegem en Sint-Laureins een fort opgericht, om de bevolking te beschermen tegen invallende Hollanders. Het stuk land tegenover de vroegere pastorie Tardoes werd lange tijd «het fort» genoemd. Het is dus niet onmogelijk dat het fort in deze omgeving werd opgetrokken.

In 1610 is alles weer normaal en wordt er weer dienst gedaan in de kerk. De rust is echter van korte duur. Tussen 1648 en 1713 hebben de Spaanse bezetters het regelmatig aan de stok met de Fransen, waardoor de bevolking meer dan eens af te rekenen heeft met «bezoekende» Franse soldaten.

Die vreemde soldaten maakten het de mensen bijzonder lastig. Geen maand ging voorbij of er diende aan een af andere Frans legerofficier geld, voedsel voor soldaten en paarden te worden geleverd. Indien men niet vlug het gevraagde bij elkaar kreeg werd het dorp met een «bezoek» vereerd: alles werd dan platgebrand, de mensen uitgeschud en volslagen weerloos achtergelaten.

In december 1684 ontbraken de nodige gelden om de gevraagde brandschatting te betalen: de Franse legerbenden vielen alle dorpen binnen.

In Oostwinkel werd het huis van de baljuw afgebrand waardoor kostbare documenten voor eeuwig verloren gingen.
Op Raverschoot werden enkele tientallen boerderijen platgebrand: de schade was aanzienlijk.
Ook Adegem kreeg het bezoek van de wreedaardige kerels. Ze begonnen met enkele boerderijen in het Westeindeken in brand te steken, zakten af naar het dorp, rovend en dreigend met nog ergere dingen. Hier en daar verbrandden ze nog een hoeve als toemaatje. In de Moerwege gekomen zagen ze de pastorij staan: kostbare archiefstukken en de mooie pastorij gingen in de vlammen op.
In het kerkarchief wordt een boek bewaard waarin de pastoor het volgende schreef: «1684 begonst in dezen bouck up te schrijven omdat de anderen bouck verbrandt is door de franschen ten jaere 1684».

De Franse strooptocht was werkelijk vernietigend; bijna de gehele bevolking was gevlucht, landbouwgronden werden overwoekerd door onkruid en huizen vervielen in puin.

Op 17 juli 1695 lag een generaal met ongeveer 11 à 12 regimenten voetvolk bij de kerk van Adegem. Eeklo (en andere gemeenten) moesten de soldaten voorzien van brood, bier en andere levensmiddelen.

In 1696 was het de Prins de Vaudemont die langsheen de Lieve versterkingen opwierp die van in Adegem tot Mariakerke reikten. Ook hij eiste heel wat van de bevolking.

Bij de vrede van Utrecht in 1713 komen de Zuidelijke Nederlanden onder het bewind van Oostenrijk Na jaren van ellende, onrust en wanhoop kan de bevolking herademen en herstellen van de meest ellendige periode uit de geschiedenis van Vlaanderen.

Onder Keizerin Maria-Theresia en ook onder Jozef II werd een welkome herstelperiode ingeluid: wegen werden verhard, bossen geplant en handel en nijverheid gestimuleerd.
In Adegem werd de «Confrerie van het Schapulier» heringericht in 1730.
In 1750 word door pastoor Jacobus Blomme en enkele notabelen een verzoekschrift tot Keizerin Maria-Theresia gericht om een schuttersgilde de Sint-Sebastiaansgilde te mogen oprichten. Men denkt niet aan zulke zaken in troebele tijden!

Naar het einde van het Ancien Régime

Ondanks de vele hervormingen (goede en slechte) die Keizer Jozef invoerde kwam ons land door armoede en werkloosheid weer in een slechte tijd terecht.
In Frankrijk draaide de revolutie op volle toeren en ook bij ons riep men om hervormingen. De hele maatschappij kraakte in haar voegen: de tijd voor nieuwe ideeën was rijp. Ook in Adegem liet zich dit voelen.

In het jaar 1789 werden de Oostenrijkers verdreven en kwamen de Verenigde Belgische Staten tot stand. De onlusten waren echter reeds begonnen in het jaar 1788! In Maldegem werden vrijwilligers gerekruteerd om te vechten tegen de Oostenrijkers. Die vrijwilligers werden patriotten genoemd en ontvingen bij hun inlijving een kokarde met rood, zwart en geel: de toekomstige kleuren van de Belgische vlag. De vrijwilligers werden niet graag gezien door de bevolking die liever had dat de rust, die onder de Oostenrijkers heerste, bleef duren.

De in januari 1790 opgerichte Verenigde Belgische Staten waren echter geen lang leven beschoren want in december van hetzelfde jaar waren de Oostenrijkse troepen opnieuw overal in het land heer en meester.

In het Ambacht Maldegem werden de patriotten hevig vervolgd: het gehele jaar 1790 was het Ambacht het toneel van onlust en verwarring. Zo moest de Adegemse koster Frans Den Dauw het ontgelden in de herberg Schuttershof te Sint-Laureins. Een vreemdeling verweet Den Dauw er een «patriotschen duivel» te zijn. De koster sloeg de schrik om het hart. Hij liet de officier (veldwachter) halen om hem te komen helpen. De vreemdeling werd opgesloten in het Steen te Maldegem (waar het huidige gemeentehuis staat).
Een andere Adegemnaar, Ambrosius De Clerck had sedert de Omwenteling van 1789 niet opgehouden opstandige praat te verkopen. In de herberg De Kruypuyt had hij tegen Bernard De Rijcke verklaard dat hij «traubelen» wenste om eens te tonen wat voor man hij wel was. Ook in de herbergen Het houten Wambuis en de Appelboom vertelde Ambrosius veel kwaads over de patriotten wat hem slecht bekwam want het hoofdcollege van het Brugse Vrije liet een onderzoek tegen De Clerck instellen.

De Franse Tijd

In 1792, en later in 1794 komt Vlaanderen definitief onder het Franse bewind.
Het oud regime, dat eeuwenlang heeft standgehouden, wordt door een volledig nieuwe maatschappij vervangen.
Zo wordt het Ambacht Maldegem afgeschaft. Adegem wordt een zelfstandige gemeente die deel uitmaakt van het Département de l'Escaut, het latere Oost-Vlaanderen.

Van de vele vernieuwingen beperken we ons tot de voornaamste: In 1795 wordt het ambt van «garde champêtre» (veldwachter) in het leven geroepen. De eerste champetter (te vergelijken met de vroegere officier van de parochie) was Pieter de Vlieger.

Naast het kerkelijk huwelijk diende men nu ook te trouwen voor de burgemeester. Het burgerlijk huwelijk kwam zelfs voor de kerkelijke plechtigheid.
Waar vóór de Franse revolutie de burgerlijke stand door de pastoor werd bijgehouden, diende dit in het vervolg door het gemeentebestuur te gebeuren. De toenmalige Adegemse pastoor, A.J. D'hoedt, gaf op 7 augustus 1796 «aen de municipaliteijt» alle registers betreffende de burgerlijke stand die hij in zijn bezit had. De registers werden gedeponeerd «ter secretarije van d'administratie Municipael van het Canton van Maldeghem».

Een andere nieuwigheid was de «conscriptie» waardoor heel wat Adegemse jongens verplicht werden om als soldaat dienst te nemen in het Franse leger. Dit zette veel kwaad bloed bij de mensen, temeer daar de zonen van begoede burgers zich konden vrijkopen. Zo werden 23 Adegemnaars ingelijfd in het jaar XIV (=1805) en 32 in het jaar XV (=1806). Daarvan kwamen toch 14 jongens door ziekte of verwondingen om het leven, ver van huis en meestal in barre omstandigheden.

De Fransen hielden zich ook bezig met kerkelijke aangelegenheden. Alle «uytwendige tekenen» van godsdienst dienden verwijderd te worden. Zelfs het kruis op de kerktoren moest verdwijnen. In plaats van kerkelijke feesten werden ook burgerlijke feesten in het leven geroepen ter ere van de Godin van de Rede, door onze mensen prompt «zottekesspelen» genoemd. Kerkelijke goederen werden verkocht, processies afgeschaft, klokken uit de toren gehaald, enz.

Het meest drastische was echter de eed die de priesters verplicht werden af te leggen: «Ik zweere haet aen het Koningdom en aen de regeringsloosheid, aengekleeftheyd ende getrouwigheyd aen de Republiek ende aen de Constitutie van het jaer Drij.»
Onze pastoor D'hoedt legde wel de eed af maar herriep hem nadien.

In 1801 sloot Napoleon een concordaat af met de paus. De uitoefening van de godsdienst was weer vrij.

Naast het vele negatieve voerde Napoleon ook heel wat verbeteringen in:
Het plaatselijk recht werd vervangen door de «Code Napoléon».
Nieuwe landbouwmethodes werden uitgeprobeerd, wegen aangelegd, het onderwijs verbeterd en ook de economie bloeide weer doordat men verlost was van het enge keurslijf der gilden.

Aan de andere kant werd het economisch leven dan weer de das omgedaan door het invoeren van assignaties (papieren geld) die na enige tijd zo goed als waardeloos werden.

De Franse tijd was een bewogen periode die ons in slechts enkele jaren tijd van een oude traditionele naar een nieuwe maatschappijvorm leidde.

Onafhankelijk België

Over de kortstondige vereniging tussen 1815 en 1830 van ons land met Nederland in het «Verenigd Koninkrijk der Nederlanden» kunnen we voor wat Adegem betreft kort zijn. Behalve de aanleg van en de verbetering van bestaande wegen en ook het invoeren van het Nederlands als officiële taal zijn er geen noemenswaardige gebeurtenissen te vermelden.

Na de onafhankelijkheid van ons land in 1830 werd door de gemeenteraad van 28 februari 1831 beslist om ook in Adegem over te gaan tot het oprichten van een burgerwacht, die diende om de bevolking te beschermen tegen de onlusten en ongure personen.

In 1842 werd beslist om de parochiekerk te herbouwen. De nieuwe kerk werd in 1845 geconsacreerd door Mgr. Delebecque, bisschop van Gent.

Adegem werd erg getroffen door de economische crisis in de jaren 1845-1847.
Er ontstond bij de mensen een enorme werkloosheid als gevolg van de mechanisering van de textielindustrie. Waar voorheen in praktisch elk Adegems huis een weefgetouw stond, werd dit in die jaren tot nihil herleid.

De mislukte aardappeloogst en het uitbreken van een tyfusepidemie bracht veel Adegemnaars aan de rand van de afgrond: het aantal overlijdens steeg in 1847 en 1848 met ongeveer 50 procent !
Zelfs dokter Joannes Franciscus Pots ontsnapte niet aan de gevolgen van zijn gevaarlijk werk: hij ook wordt met tyfus besmet en overlijdt tengevolge van hoge koorts op de wijk het Kruisken.

Door het graven van het Schipdonkkanaal in 1859 (in de oude bedding van de Lieve) kreeg Adegem enige plaatselijke industrie.
De aanleg van de spoorweg in 1862 bracht het dorp in contact met een andere wereld: waar de mensen vroeger sporadisch op reis gingen gebeurde dit nu meer en meer.
In 1864 wordt de verbinding per stoomtram tussen Eeklo en Tielt verwezenlijkt.

Nog in 1864 werd een gloednieuwe gemeenteschool gebouwd in het centrum en enkele jaren later op de wijk Kruipuit. De school in het centrum omvatte drie klaslokalen en een onderwijzerswoning, waarvan een gedeelte dienst deed als gemeentehuis. Sedert 1870 rijpten er ook plannen voor de bouw van een lagere meisjesschool en een bewaarschool in het centrum. Samen met het ondertussen afgewerkte "hospice" werd hiervan de leiding aan de Zusters van Maria en Jozef toevertrouwd.

De schoolstrijd, ontstaan na de verkiezingen van 11 juni 1878, die de liberalen aan de macht bracht, ging ook in Adegem niet onopgemerkt voorbij. In 1880 werden de nieuwe «vrije» scholen ingewijd in het Schoolstraatje.

In het jaar 1900 kwam de parochie van Balgerhoeke tot stand, dit met tegenzin van de Adegemnaars die een belangrijke wijk zagen verloren gaan.

De oorlog 1914-1918

In oktober 1914 trokken de Duitsers door Adegem.
Een massa Adegemnaars waren gevlucht. Naast vele opeisingen en het legeren van Duitse troepen gebeurde er niet zo veel.

De terugtocht van de troepen in 1918 zorgde voor de nodige onrust.
Van 20 oktober tot 2 november werd het dorp beschoten. Reeds op zaterdag 9 oktober hadden Duitse soldaten de spoorweg gesaboteerd. Op zondag 20 oktober, tussen 12.15 en 12.30 werd Adegem bevrijd.
In het boek van de gemeenteraadszittingen werd dit als volgt genoteerd:

Op zondag 20 october 1918, om 12.15 's middags zijn de eerste belgische soldaten in het dorp gekomen, de duitsche achterhoede op de hielen zittende. De vijand hield stand aan den Schipdonkschen vaart. In den nacht begonnen de duitschers het dorp te beschieten met kanonnen. De beschieting hield verscheidene dagen aan. De grootste vernieling werd aangericht op Balgerhoeke, Raverschoot, Veldekens en Kruipuit. Op de kerk van Adegem zijn minstens zeven obussen neergekomen. Er werd hevig gevochten aan Celie, aan de hofstede van Malecote die eenemaal vernield werd alsmede aan Raverschoot en Veldekens. Eindelijk, tot iedereens genoegen, rolden de duitschers hunne matten op de 2den november 1918. Wij zijn verlost. Laat de nationale driekleurvlag nu maar wapperen !
Heil onzen Koning en de Koninklijke familie. Leve het vrije en onafhankelijke België !

Belgische troepen bleven in het dorp. Het schieten duurde nog zo'n veertien dagen. Het rustoord werd ingericht als hulppost. De kerk leed heel wat schade.
Slechts op 2 november 1918 lukte het de Belgen het kanaal van Schipdonk over te steken. Bij die verovering verloren een honderdtal soldaten het leven, waarvan er verschillende te Adegem begraven liggen. Tijdens de oorlog werden 200 Adegemnaars verplicht voor de Duitsers te werken: één ervan stierf in Duitsland en drie overleden kort na hun terugkeer.

Tweede wereldoorlog

Op 10 mei 1940 brak de tweede wereldoorlog uit.

Precies tien dagen later viel een bom langs de Oude Staatsbaan. Drie slachtoffers vielen te betreuren: Pieter Nuyt, Octaaf Snoeck en Emma Standaert. Op het Dorp, vlak voor het Klooster en in de tuin van de pastorie vielen bommen. Op 24, 25 en 26 mei 1940 sneuvelden op het grondgebied van Adegem niet minder dan 80 Belgische soldaten. Onder hen Graaf Eugène de Hemricourt de Grünne die als een eenvoudig soldaat tussen zijn manschappen te Adegem werd begraven.

Het plaatselijk vliegveld, in aanleg sedert 1939 door de Belgen, kwam in Duitse handen. Van september 1940 tot de zomer van 1941 namen hier ook Italiaanse piloten actief deel aan de «Battle of Britain».

Het vliegveld was het doelwit van talrijke geallieerde bombardementen waardoor ook woningen in de Kallestraat tot puin werden herschapen. Verschillende families uit Adegem centrum vluchtten naar veiliger plaatsen in de gemeente, o.a. op de Akker, Mollevijver, enz. Daar werden ze enkele weken gastvrij ontvangen tot het wat rustiger werd rond het vliegveld.

Op 12 september werd Adegem bevrijd door Canadese troepen. Die Canadezen rukten zo snel op dat zij verschillende Duitse soldaten bij verrassing konden gevangen nemen. Op 1 januari 1945, tijdens de hoogmis, bestookte de Luftwaffe het vliegveld met brandbommen. Vijftien geallieerde vliegtuigen werden op de grond vernield en ook de stallen en schuur van Camiel De Baets in de Kallestraat.

In 1945 wordt langs de Prins Boudewijnlaan een Canadese Begraafplaats aangelegd. De grond werd door de familie Standaert uit Balgerhoeke geschonken. Heel wat eminente personen namen sindsdien aan de jaarlijkse herdenkingsplechtigheid deel: Koning Boudewijn, Prins Albert, Prins Filip, de Poolse president, de Canadese ambassadeurs en nog veel meer. Op het kerkhof liggen enkele honderden Canadezen en een veertigtal Vrije Polen begraven.

Na de oorlog

Adegem ontwikkelde zich tot een welvarende gemeente. Het inwonersaantal steeg en nieuwe woonwijken werden gebouwd.
Op 1 januari 1977 hield het zelfstandige Adegem op te bestaan en ging het samen met Maldegem en Middelburg op in de fusiegemeente Groot Maldegem.
Die fusie werd niet door elke Adegemnaar als positief beschouwd en heel wat afwijzende artikels verschenen in de plaatselijke pers. Toch zal het nog lang duren eer Adegem zijn eigenheid zal verloren hebben: niet voor niets spreekt men over Adegem als «het dorp buiten de wereld».

Hugo Notteboom, 1983.