- Landbouwer te Waarschoot Oostmoere
- Geboren omstreeks 1570 (?) te Waarschoot Oostmoere (?)
- Echtgenote onbekend, 5 (?) kinderen
- Overleden tussen 6.12.1623 en 1639
- De moord op 43 Waarschotenaars, verschanst in de kerk en op het kerkhof
- Dood en vernielingen in Waarschoot door vrijbuiters
- Troepen van allerlei nationaliteiten moeten bevoorraad worden
- Muitende Duitse troepen vieren te Waarschoot Nieuwjaar en de eeuwwisseling
1600
Zoals in die tijd dikwijls voorkwam, draagt de zoon dezelfde voornaam als zijn
vader.
De reden hiervan kan zijn dat de dooppeter toevallig ook die voornaam droeg.
Deze Joris is misschien dezelfde als Joorys de pijkenier uit
het gehucht Arisdonck (vermeld in 1593 en 1596). Zoals verder aangetoond heeft
deze Joris zeker een zuster die gehuwd is met Joris Buysse.
De vader van IV.5.Adrianus heette zeker Joris zoals verder aangetoond wordt.
Hoe dan ook, deze Joris bezat grond. De gegevens vindt men terug in
de "landboeken", basis van de heffing van belastingen op de gronden te betalen
door de gebruiker (eigenaar of pachter) :
Bron : R.A.G. Waarschoot Nr. 397 - Lantbouck anno 1598 (beschadigd)
:
F° (zonder nummer)
"Lieven Goethals fs. Jans uit goed van Jooris de baets
een stick genaemt "tenden bossche" (op het einde van het bos ?), west de
waterloop"
"Dit naervolghenden syn die van Somerghem bedryvende lant te Waerschoot"
F° 166
"Segher van Vooren het qualant in pachte van Jooris de baets
met syn consoorten"
De waterloop waarvan sprake kan het "brakke leitje" of een zijtak ervan zijn.
Betere identificatie zou mogelijk zijn door het stuk " 't enden bos " te
kunnen situeren.
Het "Brakke Leydje" loopt evenwijdig met Arisdonck.
Topografische kaart van België - 1846-1854
(Etabt Géographique de Bruxelles fondé par Ph. Van der Maelen)
De historische gebeurtenissen in die periode.
Bron : Geschiedenis van Waarschoot - Achiel De Vos - blz.
453-460
Eerst een verklaring van het woord "kasselrij" dat in de volgende teksten
voorkomt :
Kasselrij, ook burggraafschap genoemd (Fr.: châtellenie, v.
laat-Lat. Castellania, castellatura), het belangrijkste gerechtelijke en
administratief onderdeel van het Graafschap Vlaanderen.
De kasselrijen ontstonden in de 11de eeuw, toen de vroegere Karolingische gouwindeling
verdween, rondom de voornaamste grafelijke burchten, die er het centrum van waren.
Aan het hoofd ervan stond een burggraaf, belast met de bewaking van de
burcht, het bestuur van de kasselrij namens de graaf en het voorzitterschap van
de schepenbank (rechtbank van schepenen) van de kasselrij.
Vanaf het einde van de 12de eeuw werden de burggraven vervangen door baljuws,
maar de kasselrijen bleven als administratieve en gerechtelijke indeling voortbestaan
tot aan de inlijving van Vlaanderen bij Frankrijk (1795) Bron
: Encarta ® 99 Encyclopedie Winkler Prins Editie.
Vanaf 1580 breekt de zwaarste crisis aan voor de dorpen van het Noorden, vervat
tussen de oprukkende Spaanse en Staatse legers, operatieterrein voor vrijbuiters,
deserteurs en avonturiers allerhande.
Te Waarschoot speelt zich een oorlogsdrama af : Staatse troepen, komende van
Aardenburg werden er op 20 november 1580 door de landslieden aangevallen die zich
gedeeltelijk op het kerkhof verschanst hadden. Na een mislukte aanval vluchten
de Waarschotenaars in de kerk waar zij ten getale van 43 tot de laatste man worden
uitgemoord. Deze afslachting duurde drie volle uren.
Dit gruwelijk drama werd op treffende wijze verteld door Frans De Potter -
Jan Broeckaert in "Geschiedenis van de Gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen
- Arrondissement Gent - Deel 7 - Waarschoot" - Gent, Drukkerij C.ANNOOT-BRAECKMAN,
Koornmarkt - 1864-1870.
Den 29 November van hetzelfde jaar (1580) had een der schrikkelijkste
tooneelen in het dorp plaats, waarbij ditmaal talrijke ingezetenen aan hunnen
dood kwamen: soldaten van den Prins van Oranje, van Aardenburg komende en meenende
Waarschoot door te trekken, werden door de landlieden aangevallen, die zich gedeeltelijk
in den toren, gedeeltelijk op het kerkhof verschanst hadden; steunende op den
bijstand der boeren van den omtrek, die door noodseinen verwittigd werden, gaven
zij vuur op de soldaten. Te weinig in getal, slecht gewapend en zonder hoofdman,
werden zij weldra gedwongen de vlucht te nemen in de kerk, waar zij ten getale
van 32 gehuwde mannen en 11 jongelingen, vervolgd door de troepen, onbarmhartig
afgemaakt werden. Deze moorderij duurde niet min dan drie uren...".
Onderpastoor Van der Poorten, auteur van een kroniek van Waarschoot, noteerde
uit het gemeentearchief de namen van alle vermoorde mannen. Een naamdrager De
Baets is er niet bij.
Voor andere geïntereseerde genealogen geven we hieronder toch de volledige
lijst van de vermoorde dorpsgenoten.
Gehuwde mannen: Arenhout de Jaeghere, Pieter Claes, Jacob Martens, Paul
van Hecke, Gijzelbrecht de Vreese, P. van den Kerckhove, Jacob Steenland, Joris
Geirnaert, Karel de Vlieghere, Jacob Uytterschout, Dirk Steenbeke, Pieter de Wispelaere,
Zeger Buyse, Willem Coppens, Joris de Pau, Jacob d'Hertoge, Jan Martens (zoon
van Pieter), Pieter de Smet, Simon de Vliegher, Laureins Stofferis, Jacob d'Hertoge,
Jan de Walsche, Jan de Vliegher, Maureins Meuleman, Stoffel de Pau, Rouland vander
Hellen, Marten Claes, Marten de Heer, Jan vande Walle, Laureins Stalpaert, Mark
Bauwens, Joos d'Hooge.
Jongelingen: Christoffel de Vos (zoon van Jan), Jan Starre (zoon van
Jan), Jan van Heirzeele (zoon van Stoffel), Betel Sallaers, Arenhout de Reu (zoon
van Paschier), Jan Claes (zoon van Joos), Pieter de Munck (zoon van Christiaan),
Domien Heyle (zoon van Jan), Pieter Tollenaere (zoon van Joos), Joos Lampaert
(zoon van Jan), Simon Valcke, geboortig van Eeklo en aldaar wonende. Deze laatste
kwam van Gent, en vluchtte, op het zien van hetgeen er omging, binnen de kerk;
hij werd er met de overigen vermoord.
Bedenking : in de Tweede Wereldoorlog het dorp Oradour in Frankrijk,
in de 16de eeuw het dorp Waarschoot in Vlaanderen.
Wanneer Gent in september 1584 opnieuw door de Spanjaarden (Farnese) veroverd
wordt op de calvinisten, komen veel gevluchte inwoners van uit de stad naar hun
erf terug te Waarschoot en vinden er slechts dood en vernieling.
Op 11 december 1584 werden Waarschoot en omliggende dorpen reeds geteisterd
door de vrijbuiters, veelal gedeserteerde soldaten, die er tevens op uit waren
dorpsnotabelen te gijzelen, om ze tegen hoge afkoopsommen uit te leveren. Elf
dagen na deze eerste inval vragen Waarschoot en Lovendegem wachten te mogen plaatsen
op de kerktoren en de toegang tot de bruggen te mogen versperren.
Vanuit de kasselrij wordt nu een legertje van aanvankelijk 75 man, later verhoogd
tot 407 man eigenlijk een versterkte politiemacht, ingezet om de parochies te
beschermen, die op hun beurt nog voor eigen wachten dienen te zorgen.
Het werd opnieuw menens in de streek toen de vrijbuiters op 5 juni 1586 het
naburige Sleidinge binnenvielen, er alles roofden en plunderden en pastoor Goethals
als gijzelaar meenamen. Hierop worden, in april 1587, 10 soldaten van de kasselrij
onder bevel van kapitein Riebeke te Daasdonk (grens met Waarschoot en Sleidinge
en toegangsweg naar de schuiloorden van de vrijbuiters op de Lembeekse heide)
geposteerd. Waarschoot had reeds in 1586 die bijstand gevraagd.
Interessant te weten is ook dat in de geschiedenis van het klimaat en de weersomstandigheden
in West- en Midden-Europa, een uitzonderlijke koudegolf vermeld wordt van december
1586 tot en met september 1587 (een forse inzinking van de "kleine ijstijd"die
volgens klimatologen loopt van 1430 tot 1850). Overal wordt het in de tweede helft
van de 16e eeuw kouder. De winters beginnen vaak al in november en duren tot maart
of april met veel sneeuw en ijs, een overheersend element in veel dorpsgezichten
van Pieter Brueghel de Jonge.
Op 4 februari 1587 worden de keurlingen, die zijn de plaatselijke wachten,
te Waarschoot voor het eerst gemonsterd. Vanaf 27 maart 1589 worden de nog aanwezige
inwoners gesommeerd samen met de soldaten van de Oudburg, gelegerd in de kerk,
in te staan voor de bescherming van het dorp. De plaatselijke overheid doet wat
zij kan en stelt elke nacht 4 weerbare mannen ter beschikking.
Om de veiligheid in Waarschoot te verhogen zullen er zogenaamde forten opgericht
worden om de bos- en heidegebieden langsheen Waarschoots noorder- en oostergrens
af te sluiten. Die "forten" zijn niet meer dan een aarden omwalling met vlecht-
en houtwerk versterkt en voorzien voor logement voor een twintigtal soldaten,
soms ook voorzien van een "corps de garde". Zo komen er drie van die forten, waaronder
een op Oostmoer, waar, zoals we zagen bij II.2.Joris zijn hofstede en de
gronden gelegen waren. Het optrekken van dit fort kostte in totaal 42 lb.gr.
De beschrijving ervan luidt als volgt : "dat hetzelve fort In grootte, lingde,
hoogde ende diepte behoorl. Up ghemaeckt ende vulbrocht is mette rampaerden, buustwere,
palissaden, poorte brugghe met seker corps de gaerde ende wonynghe van den Commanduer...
dat daer up zouden moghen ligghen acht soo thien soldaten".
Voorwaar geen omstandigheid om vredig landbouw te bedrijven ! Ook de voortdurend
passerende geregelde troepen schrikken er niet voor terug om, in de huizen waar
zij ingekwartierd worden, alles wat eet- en drinkbaar is onder dwang op te eisen.
Die troepen komen uit verschillende landen : Duitse huurlingen, Ieren, Bourgondiërs,...
Zo kwamen op de "dysendach voor alde helighen dach" 1596 plotseling duizend
Spanjaarden, Duitsers en Walen toe die zich verspreidden tot in Sleidinge. Zij
eisten 1.500 pond brood half tarwe, half rogge, 264 pond Hollandse kaas en 9 tonnen
bier.
Geheel die bevoorrading diende vanuit Gent per schip over de Lieve aangebracht
en vervolgens per wagen verder doorgevoerd. Tevens werd Waarschoot in 1597 en
1598 gevorderd 14 zakken rogge te leveren aan het Spaanse leger.
Italiaanse hulptroepen, die vanuit Gelderland kwamen, werden eveneens bevoorraad.
Op 18, 19 en 20 juli 1598 hadden de inwoners van Waarschoot op 3 dagen tijd 9
tonnen bier, 700 pond brood en 250 pond kaas moeten leveren aan plots opduikende
soldaten.
Precies op Oudejaarsavond 1599 en op nieuwjaarsdag 1600, werd Waarschoot andermaal
geteisterd, ditmaal door muitende Duitse troepen. Hadden ze te veel gedronken
om het nieuwe jaar en de eeuwwisseling te vieren zo ver van huis ?
Rond 1604 ligt Waarschoot er totaal verwoest en desolaat bij: de helft van
de bevolking is verlopen en gevlucht, de kerk ligt reeds 25 jaar in puin en zal
nog eens zoveel tijd behoeven om behoorlijk hersteld te zijn. Vele inwoners hadden
de gemeente voorgoed verlaten. Zieltogend lag het geslagen dorp op betere tijden
te wachten. Wolven en vossen kwamen tot op de drempels van de nog bewoonde huizen.
Men kan zich afvragen hoe het leven van III.6.Joris in die tijd zal
verlopen zijn.
De kinderen van III.6.Joris
Interpretatie van de beschikbare bronnen geeft het volgende vermoeden :
- IV.1. - Joris
(zelfde naam als zijn vader, maar ook van zijn grootvader II.2.Jooris die
zijn peter kan geweest zijn). Hij is vermoedelijk de getuige bij het huwelijk
van zijn broer IV.5.Adrianus.
Deze Joris stierf tussen 23.8.1621 (huwelijk van zijn broer Adrianus)
of 6.12.1623 indien hij de peter was van V.2.Joris, en 1639 (jaar van de
notering in het landboek). Hij liet minderjarige kinderen achter.