- Kleine landbouwer op de Leest te Waarschoot
- Geboren op 16.7.1661 (om 9 uur) en gedoopt op 17.7.1661 te Waarschoot
- Gehuwd op 14.5.1695 te Waarschoot met Livina De Cle(e)rcq, dochter van Gillis
- 3 kinderen
- Overleden op 7.7.1705 te Waarschoot - Kerkstraat
- Spinnen en weven om wat bij te verdienen
- Was hij kapitein van de wachten ?
- Hongersnood : aardappelen kweken verbetert de schaarse voedingsmiddelen
- Allerlei legers eisen voeding voor de soldaten en foerage voor de paarden
- Waarom is Pieter zo jong gestorven ?
- Een volledige inventaris van zijn schamele bezittingen
- Zijn derde zoon, nog ongeboren bij het overlijden van Pieter, zet de stamreeks
De Baets verder
Petrus (Pieter) DE BAETS (geschreven de Bots) is gedoopt
op 17.7.1661 te Waarschoot door de nieuwe onderpastoor die, op vraag naar de familienaam,
uit de plaatselijke dialectische uitspraak De Bots verstaat en het ook
zo schrijft. Het geschrift van de onderpastoor op de doopakte is niet zeer leesbaar.
Toch lezen we dat de geboorte "heri" gisteren, dus de 16de plaats had "hora
nona antemeridiem" (om negen.uur in de voormiddag).In de tafels bij de doopakten
staat echter de 15de vermeld. Peter : Petrus Schout. Meter : ?
Doopakte van VI.7.Pieter
De pastoor van Waarschoot is op dat ogenblik Daniel van Riest, pastoor van
1659 tot 1678, maar het doopsel wordt dus door de nieuwe onderpastoor toegediend.
Pieter was zoals zijn vele voorzaten, landbouwer in de wijk Kerckstraete
te Waarschoot, meer bepaald in de "Wispelaerhoeck".
Volgens de kaart "Oud Waarschoot" - wegwijzer doorheen de "Geschiedenis
van Waarschoot" van lokaal historicus Achiel De Vos, getekend door Hubert
Reyniers, bevond de Wispelarenhoek tussen de Bekebrug over de Lieve en de kerk.
Achiel De Vos schrijft : "De benaming Leest, als verlengstuk van de
Kerkstraat is vrij recent en werd gegeven naar de in 1571 geattesteerde herberg
"In de Leest". (We vermeldden deze herberg reeds onder V.2.Joris).
Dit troppeltje huizen heette vroeger en nog tot in de 19de eeuw, de Wispelaershoek
(1425 : ter stede daerment heet in Wispelaere houc).
Het kleine woonhuis omvat enkel de zuidkant van een hofstede en bevat een
keuken, één kamer en een zolder. De straat bevindt zich aan de oostkant.
Het huis is dus gelegen links van de straat, nu Leest genoemd. De rechterbuur
(zuidkant) is Meester Jacques de Prince, de dorpschirurgijn (ref.:
"Geschiedenis van Waarschoot" - Achiel de Vos - blz 468).
De noordzijde van dezelfde hofstede wordt bewoond door Pieter Vuyterschaut. De
landbouwgrond bevindt zich ten westen van het woonhuis, dus er achter. Ten zuiden
ervan is de grond van Jan van Ackere. De vader Joris de Baets heeft het
ander deel van de grond, achter dat van Pieter (ten westen). Ten noorden behoort
de grond aan de Heer ("sieur") Louys Billemen. Het was echter niet mogelijk
om in het levensonderhoud te voorzien enkel met de opbrengst van een zeer klein
hofstedeke. Om als landbouwer beschouwd te worden hanteert Achiel De Vos de norm
dat er minimum twee koeien en een belastbare oppervlakte van minimum 3 ha moeten
aanwezig zijn. Beneden deze norm kon de landbouwer geen zelfstandig bestaan leiden
: hij was dan ofwel een wever ofwel een dagloner.
Waarschoot was het belangrijkste textieldorp van de hele kasselrij. Reeds
in 1680 wordt Waarschoot als eerste productiedorp vermeld van lakens die op de
Vrijdagsmarkt in Gent verkocht werden. In praktisch elk gezin te Waarschoot was
er dan ook een spinnewiel of weefgetouw en in 90% van de gezinnen werd er geweven.
Zoals zal blijken uit de verder besproken "staat van goed", bezat het gezin
twee spinnewielen en een weefgetouw. Het ging voornamelijk om lijnwaad- of linnenproductie
met als grondstof het vlas.
Wever en weefstoel, Vincent Van Gogh 1884
Met zijn broers en zusters beleeft Pieter heel het verhaal van de beroerde
oorlogstijden dat we opnamen bij zijn vader Joris. Pieter zal echter
een bijzondere rol spelen in de periode van de oorlog der "Augsburger Liga"
(de derde oorlog van Lodewijk XIV van Frankrijk). De Liga van Augsburg was een
politiek en militair verbond, gesloten op 9 juli 1686 tussen verschillende Europese
mogendheden om zich te beschermen tegen de voortdurende machtsuitbreiding van
Lodewijk XIV. Promotor was koning-stadhouder Willem III, die in het jaar 1690
ook de Nederlanden en Engeland bij de Liga liet aansluiten.
"De Franschen toonden zich echte barbaren, en verdienden den schandnaam
van "Christene Turken", waarmede de Vlamingen hen bestempelden.
Alles verdelgende, wat zij niet rooven en medenemen konden, sloegen zij brand-
en brandschattingen, en vielen, onder andere, in December 1683 in Bellem, wierpen
den 23 derzelfde maand eene brug over de Vaart van Gent naar Brugge, staken te
Zomergem al de pachthoeven in brand, en rukten van daar over Beekbrugge naar Waarschoot."
(bron: Frans De Potter - Jan Broeckaert - Geschiedenis van
de Gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen - Arrondissement Gent - Deel 7 - Waarschoot
- p.37).
Bij het begin van de werkelijke oorlog in 1689 is Pieter 28 jaar oud.
In de samenvattende staat van de kosten die de magistraat van Waarschoot op 12
april 1694 opstelde, staat Pieter de Baets vermeld als "kapitein
van de wachten" en bekomt hiervoor 5 pond toelage. In oorlogstijd
groepeerden de inwoners zich tot eigen beveiliging in korporaalschappen met aan
het hoofd een kapitein, want dikwijls ging het om een strijd op het scherp van
de snede om te overleven. Zij bewaakten de strategische punten. In vredestijd
groeide het korporaalschap uit tot een soort burgerwacht om de velden te beschermen.
Een bijzonder feit dat zich voordeed te Waarschoot als Pieter 30 jaar
oud is, namelijk in 1691, is de invoering van de teelt van een nieuwe voedingsplant
: de aardappel. Die plant was omstreeks 1565 uit de Andes in Spanje ingevoerd
en eerst aan het Franse Hof als sierplant geteeld. Die nieuwe voedingsbron zal
in de arme gezinnen wel zeer welkom geweest zijn. Pieter heeft op zijn
erf ook aardappelen geteeld. Inderdaad, de "staat van goed" opgesteld na
zijn overlijden, en die we later bespreken, vermeldt dat er in de kamer "wat
eirtappels" liggen.
"De gehele 18de eeuw is de opgang van de aardappel niet te stuiten en zelfs
de allerarmsten teelden hem op het miniemste stukje grond. In het consumptiepatroon
van de kleine man was hij de ongekroonde koning geworden" (Bron
: Geschiedenis van Waarschoot - Achiel De Vos - blz. 355)
Pieter is reeds 34 jaar oud als hij ondertrouwt op 17.4.1695 met de
negen jaar jongere Livina De Cle(e)rcq, dochter van Gillis. Vermits
Livina te Waarschoot op 24.10.1741 op 71-jarige leeftijd overlijdt (zoals
de pastoor het vermeld in haar overlijdensakte), is zij waarschijnlijk geboren
in 1670. We konden echter haar doopakte niet vinden. Getuigen bij de ondertrouw
zijn zijn broer Martinus en Paulina De Keyser. Zij huwen op 14.5.1695
en hebben als getuigen: opnieuw de broer Martinus en Maria Blanckaert.
Huwelijksakte VI.7.Pieter en Livina De Clercq
De pastoor is op dat ogenblik Joannes-Baptiste van den Bossche (pastoor van
1685 tot 1710).
Joris, de vader van Pieter, is op dat ogenblik reeds 71 jaar
oud en van zijn broers en zusters leven, buiten Martinus die zijn getuige
is, waarschijnlijk nog Anna, 40 jaar en Joris, 28 jaar.
Oorlogsgeweld
De oorlog bracht te Waarschoot niet alleen materiële, maar ook financiële
ruïne. Bron : Geschiedenis van Waarschoot - van Achiel De
Vos - blz 468.
Wat gebeurt er niet allemaal wanneer troepen allerhande dag en nacht door
de gemeente hotsen? Zo geraakte in de nacht van 18 en 19 juli 1695 (Pieter
en Livina De Clercq zijn pas twee maanden gehuwd) "by de militaire convoyerende
het Canon" op de Oostmoer een huis in brand, dat toevallig toebehoorde aan
de baljuw. Bij Jan de Pauw gooide men de ruiten aan diggelen. In totaal hadden
23 inwoners schade geleden.
De officieren hadden in diezelfde dagen een vet kalf verorberd. Herbergiers
en kruideniers hadden eetwaren allerhande geleverd, men had zelfs 200 pond Hollandse
kaas uit Eeklo aangebracht en de paarden van foerage voorzien. Heel dat tweedaags
geval kostte aan Waarschoot nog eens 186 lb. 19 s. 9 g. extra, boven de reeds
overmatige zware andere oorlogslasten.
Militaire verblijven van korte of lange duur volgen mekaar steeds maar op:
van 8 tot 31 oktober 1695, van 22 mei tot 16 juni 1696 een Engels regiment royal
dragonders, van 18 oktober 1696 tot 7 mei 1697, drie compagnies Hanoverse cavalerie
onder kolonel Zublem. Deze laatsten veroorzaakten voor de gemeente een uitgave
van ruim 1.547 pond. Dit zal geen verwondering wekken wanneer men weet, dat in
de rekening daarover artikelen, zoals het volgende, moesten opgenomen worden:
"De heer Charles van Hoorebeke, Bailliu dezer prochie, pretendeert over
de admissie (logement en kosten) van capitain Spulders, zijn vrauwe, eene
sone, drij dochters, twee knechten, een meysen ende vijf peirden, van den 1 January
1697 tot ende met den 8 Meye daernaer, zijnde 128 dagen 77 lb 1s 8g."
Hierbij kwamen nog allerlei steekpenningen en uitkoopsommen. Een paar voorbeelden:
aan een luitenant-kolonel werd "derthien boutaillen rooden Bourgoenschen wijn"
geschonken "op hope van syne goede orders".
Aan een andere kapitein werd "in erkentenisse van syne diensten ende sauvegarden
in deze conjecture des tyds" zelfs een paard geschonken. Militaire logementen
en vooral de gevreesde winterkwartieren grepen ook nog plaats van 18 oktober 1696
tot 8 mei 1697.
Tenslotte zetten zich van 25 tot 31 juli 1697 nog een regiment Italianen en
een groep Walen neer.
De Waarschotenaars (en dus ook Pieter en Livina) maakten aldus
kennis met alle West-Europese nationaliteiten, meestal in minder aangename omstandigheden.
Ondertussen stond Waarschoot 2.283 lb. 11 s. 6 g. Franse oorlogscontributies te
achter.
Op 9 juni 1697 werd deze benarde toestand door het kasselrijbestuur duidelijk
samengevat, wanneer verschillende dorpen o.a. Waarschoot, klagen over "den
desolaten staet van hun prochien ende ghemeenten door de successive lanck durighe
orloghen campementen, cantonnementen, logementen, passaigen, repassaigen, wintergarnisoenen,
leverynghe van waeghens, pioniers, schepen, contributiën, brandtschattynghen,
subsidien, lichtynghen van pennynghen, belastynghe van haerl. Goedren verlies
ende ruinen ende datsij buyten macht ende middelen ghebracht syn om soo danighen
extra ordinairen last ende swaeren last ende sommen als an de ghemelde leverynghe
saude dependeren, te connen uutstaen".
Het ging dus nooit om echte veldslagen maar om al deze hierboven opgesomde
lasten die men in een begrip kan omzetten: militaire overlast. Men kan dat nog
geredelijker wijze van de vijand verwachten maar door bondgenoten werden zij net
op dezelfde manier behandeld : "middelertijt dat dese prochien voor des ghemeene
dienst, opgheeten, ghefourageert en gheruineert sijn gheworden door de gheallieerde
troupen".
Maar het leven van Pieter en Livina was bezaaid met problemen:
in 1699 heerste er over het gehele gebied van de Oostburg hongersnood. De hongersnood
was er zo groot dat men er voor plunderingen vreesde. Maar ook de oorlogsgebeurtenissen
nemen een nieuwe start :
De Spaanse Successieoorlog (1700-1713)
Deze laatste veroveringsoorlog van Lodewijk XIV krijgt vanaf 1701 zijn weerslag
in onze streken. De beide kronen, Frankrijk en Spanje, zoals zij in de bronnen
genoemd worden, nemen het op tegen de geallieerden, voornamelijk Engelsen en Hollanders.
In november 1701 zijn reeds Hollandse troepen te Waarschoot aanwezig en stelt
de parochie zich onder Hollandse bescherming d.w.z. zij betaalt nu contributie
aan de Staatse troepen. In 1702 betalen zij hiervoor maandelijks op het contributiekantoor
te Sluis 556 gulden 17 stuivers.
Deze episode wordt vooral gekenmerkt door enorme leveringen en foerageringen.
Gedurende het jaar 1704 leverde Waarschoot in de Hollandse kampen van Maldegem,
Bassevelde en Eeklo voor een totaal bedrag van 396 lb. De rekening werd doorgestuurd
naar de Oudburg.
Welke rol zal Pieter in dat gebeuren moeten spelen hebben?
Het overlijden van Pieter
Lang heeft het huwelijk van Pieter en Livina echter niet geduurd:
slechts een tiental jaren. Pieter overlijdt te Waarschoot reeds op 45-jarige
leeftijd, namelijk op 7 juli 1705. De omstandigheden van zijn dood in die beroerde
oorlogstijden zullen wellicht nooit achterhaald kunnen worden.
Begrafenisakte van Pieter
In die tien jaar huwelijk werden er slechts twee kinderen geboren: Jooris
en Pieter.
Als de vader overlijdt is Livina drie maand zwanger van een derde kindje
dat op 17.1.1706 geboren wordt en de naam Joannes krijgt van zijn peter
Joannes Maertens. Zijn meter is Maria De Vlieger. Het is die Joannes
die de stam De Baets zal verderzetten. Een doordenkertje voor alle De Baets-en
die deze familiegeschiedenis lezen !
Bij het overlijden van de vader in 1705 zijn er dus twee kleine kinderen:
Jooris, die vijf dagen eerder negen jaar werd en Pieter twee jaar
en half. De voogdij over de kinderen wordt toevertrouwd aan de grootvader langs
moederszijde Gillis De Clercq en oom Maarten (geciteerd onder VI.6.).
Daar er minderjarige kinderen waren bij het overlijden van de vader, wordt
weliswaar ongeveer twintig maanden later een "staat van goed" (inventaris)
opgesteld. Wat van die inventaris stemt er nog overeen met wat zich in het sterfhuis
bevond op da datum van het overlijden? In die tijd werden er door de erfgenamen
geen "zegels" geplaatst op de dag van het overlijden zoals heden ten dage soms
gebeurt. Hoe dan ook, die inventaris geeft ons nu, in het jaar 2000, een beeld
van hoe onze voorouders leefden.
Klik hier om een
reproductie van deze Staat van Goed te belijken
Die inventaris vermeldt een hofstee gelegen in de "Wispelaerehoek".
Het gaat wel enkel over de zuidkant van de hofstee met een woonhuis slechts samengesteld
uit een keuken, één kamer en een zoldertje. De oppervlakte bedraagt
120 roeden (1.782 m2). Deze zeer beperkte woonruimte, op de zuidkant van de hofstee
lijkt wel niet uitzonderlijk in die tijd: Achiel De Vos schrijft hierover in "De
Geschiedenis van Waarschoot" (blz 262): "Volgens het landboek van 1639,
zijn 318 gebruikers-gezinshoofden metterwoon gevestigd te Waarschoot: sommigen
betrekken slechts 1/4 van een huis, anderen een huisje op cijnsgrond."
Daarbij nog een stukje land van eveneens 120 roeden, afkomstig van de verdeling
van 2.9.1698 (waarvan wij de tekst tot nu toe nog niet gevonden hebben in de inventaris
van de Staten van goed in het documentatiecentrum te Melle. Die acte van verdeling
bevindt zich misschien in het stedelijk archief te Gent).
Het meubilair was vlug opgeschreven :
- in de keuken: een tafel, vier stoelen, een poffet, een kinderwieg, twee spinnewielen,
het gerief van de openhaard, een houtketel, een papketel, wat gleir- en aardewerk.
- in de kamer: een "koetsepluimbed" (in Waarschootse teksten betekent "koets"
nooit een rijtuig maar wel steeds "bedstoel"), hoofdkussens, deken, een
blauw rokje, een blauwe schort, een weekrokje, een manshemd, acht vrouwenhemden,
een trouwring, twee tinnen borden, een tinnen lamp (kandelaar), een vleeskuipje
met wat varkensvlees, een potje met "smout", een vlaskam, een poffet, een
haspel, een biervat, een garenwindel, een weefgetouw met toebehoren en vijf ellen
en half gebleekt lijnwaad
- op de zolder: wat erwten en bonen, een bobijnwiel, 25 ledige bobijnen garen.
- op het erf: zeven kippen, wat mestvarkens,...
Een "poffet" was een kast, bij voorkeur bestemd voor het opbergen van
fijn lijnwaad en andere textielwaren. Het was vrijwel in alle keukens en kamers
aanwezig, zelfs bij de armsten. De tegenhanger is de schapraai, in Waarschoot
ook "docke" genaamd: een gesloten kast waarin naast eetgerei ook de etensresten
bewaard werden. We veronderstellen dat het poffet dat in de keuken vermeld is,
eerder een "docke" was.
Wat hier eigenaardig overkomt is de vaststelling "wat mestvarkens",
toch een relatieve rijkdom tegenover de "zeven kippen" ? ?
De totale waarde werd geschat op 24 pond, 7 schelling, 2 groten. (1 pond =
20 schelling ; 1 schelling = 12 groten ("denier" "penning")). Bij de opgave van
de lasten valt op dat Pieter van zijn vader Joris drie pond geleend
had en dat de schoonvader Gillis de Clercq nog voor 1 schelling en 8 groten
aan arbeidsloon moest ontvangen!
Na aftrek van de lasten en schulden blijft er een batig saldo over van 11 pond,
11 schelling en 3 groten over.
Met dit saldo behoort het gezin tot de allerarmsten. Inderdaad, in de "Geschiedenis
van Waarschoot" geeft Achiel De Vos op blz 402 een statistiek over de ontleding
van honderden "staten van goed". In de periode 1700-1719 geven 3,2 % een
negatief saldo, 24 % van de staten van goed een saldo van slechts 0 tot 30 lb.(de
allerarmsten), 40 % van 30 tot 100 lb (de lage middenklasse), 32,8 % van 100 tot
500 lb (de rijkere middenklasse), 4,8 % meer dan 500 lb (de zeer rijke toplaag).
We komen nog even terug op de oorlogsgebeurtenissen te Waarschoot verbonden
aan Spaanse Successieoorlog. (Bron : Geschiedenis van Waarschoot
- Achiel De Vos - blz 469)
De bevolking op de vlucht voor de soldateska !
De vlucht op het kerkhof (juli 1708)
Net zoals in 1678 vluchtte de bevolking met haar hebben en houden naar de
kerk en het door een muur afgesloten kerkhof. Daar voelden zij zich enigszins
veilig. De 38-jarige weduwe Livina zal waarschijnlijk ook beschutting gezocht
hebben op het kerkhof met haar jonge kinderen : Joris (12 jaar), Pieter
(6 jaar) en Jan (2 1/2 jaar). Zij moest met haar kroost slechts enkele
honderden meters afleggen. Omdat er achteraf een proces werd gevoerd tussen de
pastoor en de wethouders van Waarschoot over het eigendomsrecht op de mest die
het vee had achtergelaten, weten wij precies hoeveel parochianen hun toevlucht
zochten op het kerkhof: het waren precies 37 gezinnen met een veestapel van 21
paarden, 97 koeien en runderen, en 11 varkens (misschien zat er een varken bij
van Livina !).
Maar de inwoners van Waarschoot verklaren dat er ook vreemdelingen met hun
vee op het kerkhof aanwezig waren nl. parochianen van Zomergem, Lovendegem en
Merendree. Bovendien waren er nog inwoners van de Weststraat, Oostmoer, Voorde,
Beke, Daasdonk en de Bosstraat die op het kerkhof niet geraakt waren. Anderen
onder hen kwamen alleen binnen de omheiningen, die nog in bredere kring rond het
kerkhof opgesteld stonden.
Deze verklaringen dienden om te bewijzen dat de amman op 16 augustus 1708
wederrechtelijk de mest had verkocht ten bate van de gemeente en dat die eigenlijk
aan de pastoor toebehoorde omdat hij op het kerkhof achtergelaten was. Hierbij
refereert men naar 1678, toen de mest ook ten voordele van de kerk verkocht werd.
Maar het was nog niet alles: die vlucht was slechts een gevolg van een ongelooflijk
brutale roof en plunderactie van troepen in Franse en Spaanse dienst, meestal
"uytloopers en marodeurs", die de bevolking eigenlijk hadden moeten beschermen.
Wijk voor wijk werden de lijsten der beroofden ingediend, waarvan sommigen 100
lb. en meer schade leden. Een paar voorbeelden : bij Vincent van de Veire (Voorde)
had men 4 koeien gestolen, zijn varkens, en huisraad voor een waarde van 137 lb.
13 s.; bij Jan de Reu (Voorde): 11 varkens, kalveren, kaas, klederen en huisraad
voor een bedrag van 283 lb. 12 s. 4 g.; bij burgemeester Karel De Backer (Beke):
200 schapen, al zijn lijnwaad, vlas en huisraad, waarde 302 lb. 19 s
Het is duidelijk dat de perifere wijken, de meest agrarische, het sterkst
te lijden hadden. In de Kerkstraat, nota bene de meest bevolkte wijk, waren slechts
8 geteisterden, maar er viel bij de opeengepakte armoezaaiers van wevers en dagloners
ook maar weinig te roven.
En waarschijnlijk niets te rapen in het stulpje van de weduwe Livina.
Het overlijden van Livina
De moeder Livina de Clercq zal de voor die tijd mooie leeftijd van 71
jaar bereiken. Zij overlijdt te Waarschoot op 24.10.1741.
Begrafenisakte van Livina De Clercq
De kinderen van VI.7.Pieter en Livina De Cle(e)rcq
- VII.1. Georgius (Joris)
° : 2.7.1696 (7.00 uur) en = 2.7.1696 te Waarschoot
Peter : Georgius De Baets (de grootvader)
Meter : Maria Blancquaert (was ook getuige bij het huwelijk van de ouders
Doopakte van Joris
In de begrafenisregisters van Lovendegem vonden wij de volgende :
Die 2a martii 1794 circa decimam vespertinam Petrus De Baets filius
Petri ex Waarschoot et Conjux Jacoba Lammens aetatis sua anno 92.
- VII.2. Petrus (Pieter)
° : 15.11.1702 (07.00 uur) en = 15.11.1702 te Waarschoot
Peter : Petrus Claeys (familie van Cornelia Clays, meter van Jooris
V ?)
x ?? (te Lovendegem ?) met (Maria) Jacoba Lammens
+ 02.03.1794 Lovendegem (92 jaar!)
Doopakte van Pieter
We vonden geen huwelijksakte te Lovendegem. We veronderstellen dat (Maria)
Jacoba Lammens afkomstig was van een andere parochie waar dan het huwelijk
plaats vond.
Tekst van de begrafenisakte van VII.2 Pieter te Lovendegem :
Die 2a martii 1794 circa decimam vespertinam Petrus De Baets filius Petri ex
Waarschoot et conjux Jacoba Lammens aetatis sua anno 92.
Kinderen : Wij vonden geen geboorteakten, maar wel twee huwelijksakten in de parochieregisters
van Lovendegem :
- Joanna Carola De Baets huwde op 21.10.1775 te Lovendegem met Joannes
Franciscus De Keyser uit Zomergem. Getuigen bij dit huwelijk waren: Judocus
De Keyser en (Maria) Jacoba Lammens (de moeder van de bruid ?)
Die 30a 7bris affidati sunt Joannes Franciscus De Keijser ex Somergem et Joanna
Carola de Baets hujas et factis tribus bannis. Die 21a 8bris contraxerunt matrimonium
coram me infrascripto et testibus Judoco de Keijser et Jacoba Lammens.